Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Als Efraim zijn [34]krankheid zag, en Juda zijn [35]gezwel, zo toog Efraim tot [36]Assur, en [37]hij zond tot den koning [38]Jareb; maar die zal ulieden niet kunnen genezen, en zal het gezwel [39]van ulieden niet helen. 34. Al dit voorzegde kwaad en nakend gevaar gevoelde of merkte. 35. Vergelijk Obad.:7. 36. Tot Pul, den koning van Assyrie, om dien van vijand tot vriend en helper te maken, door geschenken; dewijl dit schijnt te zien op de geschiedenis van den koning Menahem, 2 Kon.15:19, enz. Zie wijders onder hfdst.7 vs.11, enz. 37. Dit duiden sommigen op Juda, uit vergelijking met het voorgaande [zie 2 Kon.16:7] en vs.14. 38. Vergelijk onder hfdst.10 vs.6, uit welke plaats afgenomen wordt dat dit een naam moet geweest zijn van zekeren koning in Assyrie, [gelijk ook sommige kroniekschrijvers hebben] of in het algemeen een naam, dien de Joden en Israelieten dien uitlandsen koningen gewoon waren te geven, welker hulp en bescherming zij, uit mistrouwen op God, verzochten; Jareb is in het Hebreeuws zoveel als: hij zal twisten, richten, pleiten; dat is, de zaak voor ons opnemen en uitvoeren. Vergelijk Richt.6:31,32, met de aantekening. 39. Alzo dat Hij het van u wegneemt, dat gij het kwijt wordt. Anders: zal de wonde [van niemand] uit, of van u helen.